Dit is een meetstuw, gebruikt in de beginjaren. Meetstuwen werden gebruikt om het water
door het model te laten stromen. Deze stuw, gemaakt van staal, was nog een echte Romijn-overlaat. In dat geval
zou ik het een onvolkomen overlaat noemen. Bij een stuw zou je dit een stuw met verdronken afvoer noemen.
Je hebt in beide gevallen niet alleen de bovenwaterstand maar ook de beneden waterstand
nodig om het debiet te bepalen. Bij modellen met dit type meetstuw zat er volgens mij
aan de benedenstroomse kant van het model een Thomson-stuw om het debiet te bepalen.
Dit is de voor zover ik na heb kunnen gaan de meetstuw van model M 398.
Dit is een zgn. Thomson stuw waarmee het debiet werd gemeten aan de benedenstroomse kant van het model. Deze werden gebruikt toen de bovenstroomse meetstuw nog een Romijnoverlaat was en nog geen Romijnstuw. Dit is de stuw van model M 279.
Dit is een meetstuw van het type Romijnstuw die al heel erg lijkt op de stuwen zoals die nu nog overal op het
terrein liggen. Deze stuwen werden van aluminium gemaakt. Met deze stuwen kon vrij nauwkeurig het
debiet worden ingesteld. De opening van de stuw
werd voor een bepaald debiet alleen bepaald door de bovenwaterstand. Dat betekende dus dat bij veranderende
bovenwaterstand deze stuw met de hand moest worden bijgeregeld. Later werd dit proces geautomatiseerd.
Deze stuw lag aan het einde van de Deltatocht bij model M 505.
Dit is een automatische meetstuw van het type Romijnstuw zoals die nu nog overal op het
terrein liggen. Op de foto zijn links de regelkast en de vlotter te zien. De vlotter hield
de bovenwaterstand in de gaten. In de inzet op deze foto is de regelkast in detail
afgebeeld. Met een draaischijf
werd het debiet ingesteld. De opening van de stuw werd dan automatisch ingesteld.
Deze stuw is een van de stuwen van het model Thyborøn.
Duidelijk zichtbaar is hier de kleppenrand van model M626, Albatros Bay, Weipa, Australia.
Met zo'n kleppenrand werd, aan de benedenstroomse kant van het model, de waterstand geregeld.
Wat we hier op de voorgrond zien is een verdeelrooster. Hiermee werd het in het model binnenstromende water verdeeld in de breedte.
Zo'n rooster bestond heel eenvoudig uit een horizontale houten balk met daaraan verticale latten of smalle
plankjes gespijkerd. Dit rooster speelde een grote rol bij het ijken van het model.
Dit is model M505, Haringvlietsluizen.
Een slingerstroommeter. De onderstaande tekst komt uit een rapport van Rijkswaterstaat.
(...)Richting- en snelheidsmetingen kunnen worden
uitgevoerd met een slingerstroommeter. Het
principe hiervan berust op het, aan een dunne
draad in de stroom hangen van een weerstandslichaam
(hierna te noemen vlieger), waarbij het
gewicht van de vlieger en de waterdruk op de
voorkant, bij een bepaalde uitwijking van de
ophangdraad, evenwicht maken. De hoek, die de
ophangdraad maakt met de verticaal, is een maat
voor de stroomsnelheid; de horizontale projectie
van de richting van de draad t.o.v. een aan te
nemen as, is de maat voor de stroomrichting.(...)
De inzet in deze foto toont een Ott-molen. Dergelijke molentjes zijn ontwikkeld in het Mathematisch
Institut Anton Ott in Kempten-Allgau(D), de eerste vanaf 1875. Met deze molentjes kan de gemiddelde
stroomsnelheid worden gemeten. Dit molentje
zit aan de stang die door de persoon rechts op de foto wordt vastgehouden.
Elke omwenteling
van de propeller werd geteld op het kastje wat nog net te zien is bij
de persoon links op de foto. Het aantal omwentelingen gedurende een bepaalde
tijdseenheid is een maat voor de stroomsnelheid. Nadeel van dit instrument
dat je alleen snelheden kunt meten in een stroom met constante richting.
In het filmpje "Afsluiting Volkerak" is goed te zien hoe het werkt.
De op geleidbaarheid gecompenseerde golfhoogtemeter met opnemer, ontwikkeld om tegemoet te komen aan het sterke verloop van de geleidbaarheid in modellen.
Voor het opmeten d.m.v. een echolood van de bodemligging van een model (M 863)
werd een wagen met een overspanning van 10 m geconstrueerd waarlangs zich 2 dwarswagens
kunnen bewegen, elk met een mobiel echolood (1 M Hz). De bodemligging van 760
plaatsen in het model kan automatisch worden vastgelegd op een getallenband.
Op de foto is een deel van de wagen te zien en het echolood (voor de foto is
deze dus boven water gehaald).
Micromolen.
Waterstandsvolger (Wavo).
Coriolis-tol in een leeg model. Dit apparaat bestaat uit een verticale stang door een aantal horizontale schotels. Door de stang te laten draaien worden er krachten op het water uitgeoefend. Op deze wijze werd vroeger in de grote oppervlaktemodellen het effect van de coriolis-krachten op de stroming gesimuleerd.
Het effect van de coriolis-krachten op grootschalige stromingen zijn het beste te zien aan de stroming van de lucht boven een groot gebied zoals Europa. Op de weerkaart zie je dat de lucht niet van het hogedrukgebied naar het lagedrukgebied stroomt, maar dat het rond deze gebieden stroomt. Dat komt door de draaiing van de aarde. Eenzelfde effect ontstaat bij de stroming van het water in grote gebieden. In kleine gebieden, zoals het IJsselmeer, merk je er vrijwel niets van, maar voor stroming door de Noordzee is het wel relevant. Dit soort stromingen onderzoeken we tegenwoordig niet meer met experimentele modellen, maar met numerieke modellen waar dit effect ook in meegenomen wordt.
Stroom-richtingsmeter (S.R.M.). De S.R.M. bestaat uit een vaan en een micromolen. De vaan stelt zich op de stroomrichting in en zorgt er tevens, door middel van een servo-systeem voor, dat de micromolen in de juiste positie ten opzichte van de stroomrichting wordt gehouden (as van de molen evenwijdig met de stroomrichting).
De profielvolger of kortweg Provo.
Het instrument bestaat uit een verticaal in het water geplaatste naald.
Door middel van een servo-motor wordt de punt van de naald voortdurend
op een afstand van 2 mm boven de bodem gehouden. Wanneer het instrument
zich in horizontale richting door het model beweegt,
volgt de naald continu het bodemprofiel.
De foto is gemaakt bij het detailmodel van de Oosterschelde (M1001). Het
bodemmateriaal bestond uit polystyreenkorrels (een halfproduct uit de
kunststofindustrie). Op deze foto zijn twee provo's te zien.
Op die manier konden twee profielen
in de zelfde tijd worden opgemeten.
Dit is een zanddoseerapparaat. Dit apparaat zorgde ervoor dat aan de bovenstroomse kant van het model op van te voren bepaalde tijdstippen en bepaalde hoeveelheid bodemmateriaal (zand of bakeliet) werd toegevoegd. Het apparaat bestaat uit een aantal compartimenten. In elk compartiment ligt een bepaalde hoeveelheid bodemmateriaal dat met behulp van water op een bepaald tijdstip in het model wordt gespoeld.
Op deze foto is o.a. een fotoladder te zien. Deze 12 meter hoge aluminium ladders werden gebruikt voor
het maken van o.a. stroombeeldfoto's en, zoals op deze foto, het patroon van verspreiding
water uit een puntlozing vast te leggen. Het water uit de puntlozing werd groen gekleurd
met fluoriscine. De allereerste fotoladder was gemaakt van een telefoonpaal met daarop
plankjes getimmerd. De paal werd geschoord met tuidraden.
De man rechts, gehurkt, is volgens mij Jan Driegen.